Veilig en vrij slapen dankzij bedalarm
Door Mariëlle ten Veldhuis - Redactioneel - 13-09-2008
Veilig en vrij slapen dankzij bedalarm
Dankzij een bedalarm is fixeren niet meer nodig. Dit alarmeringssysteem geeft aan wanneer iemand beweegt of uit bed wil. Amerikaanse onderzoekers hebben het onderzocht en hun conclusie luidt: bedalarm, doen! Maar kies wél het juiste systeem.
Resultaten en conclusies
Infraroodstralen en sensor
Vooral het systeem met drukmatje, infraroodstralen en sensor is effectief om nachtelijke valpartijen te voorkomen. Het werkt beter dan het alarm dat alleen uit een matje bestaat. En wel hierom: het eerste systeem herkent beter wanneer iemand daadwerkelijk uit bed wil stappen. Als het gaat om gewone slaapbewegingen, gaat dit alarm minder vaak af. Er is dus minder vaak vals alarm.
Systeem op maat
Het bepalen van het juiste alarmsysteem is afhankelijk van de patiënt. Er zijn namelijk verschillende manieren waarop mensen uit bed komen. Aan de hand daarvan kun je het juiste systeem bepalen.
Om een voorbeeld te noemen: iemand die uit bed rolt, heeft geen baat bij een infraroodsysteem. Deze hangt namelijk dertig centimeter boven het lichaam. Daar zal hij dus onderdoor rollen.
Verder is bekend dat een bedalarm minder goed functioneert bij iemand met een laag gewicht of bij mensen die rusteloos zijn tijdens de slaap.
Geen vervanging personeel
Domotica als een bedalarm is niet bedoeld om personeel te vervangen. Het is wel een goede aanvulling. Je kunt er immers mee voorkomen dat mensen vallen en je hoeft ze niet meer te fixeren. Met een bedalarm kunnen mensen weer zelfstandig slapen, zonder belemmerd te worden in hun vrijheid.
Hoe werken de bedalarmsystemen?
Het bedalarm in dit onderzoek registreerde wanneer iemand uit bed probeerde te komen. Er lag een matje onder het matras dat de druk registreerde.
Het andere systeem bestond uit het drukmatje én vijf infraroodstralen, ongeveer dertig centimeter boven het lichaam van de proefpersoon. De infraroodstralen geven een signaal af wanneer zij doorbroken worden. Ook zat er nog een sensor aan de zijkant van het bed. Deze registreerde bijvoorbeeld wanneer iemand met zijn benen over de rand van het bed zat. Als het alarm afging, sprong er een dimlicht aan. Het maakte geen geluid. Hierdoor kunnen bewoners blijven slapen en vermijd je onnodig onrust.
Details over het onderzoek
Aanpak
De onderzoekers keken of het alarm heus bewegingen opvangt die tot vallen kunnen leiden. Ook observeerden zij op welke manieren bewoners uit bed probeerden te komen.
Aantal bewegingen
Gemiddeld lieten bewoners zeventien bewegingen per nacht zien die niet gericht waren op uit bed stappen. Bewegingen om uit bed te gaan, kwamen gemiddeld twee keer per nacht voor. De volgende manieren zijn geobserveerd:
− Rechtop zitten, benen over de rand van het bed en opstaan.
− Romp omhoog drukken met de armen en benen over de rand van het bed schuiven.
− Leunen of rollen met de romp naar de rand van het bed, de benen over de rand laten glijden, gevolgd door romp, armen en hoofd.
Deelnemers
Veertien bewoners uit een verpleeghuis in Philadelpia namen deel aan dit onderzoek. Zij waren ernstig cognitief en fysiek beperkt. Ze hadden problemen met lopen of uit bed komen en liepen een groot risico om te vallen. Ook waren er veel gedragsproblemen. Alle proefpersonen kregen ’s avonds medicatie.
Wie kreeg welk systeem?
Vier proefpersonen kregen het alarm met alleen een drukmatje. Zeven proefpersonen hadden het systeem met drukmatje, infraroodstralen en sensoren aan de zijkant van het bed. Drie proefpersonen hadden beide alarmsystemen op verschillende nachten.
Metingen
Uit de medische rapporten zijn demografische gegevens en informatie over vallen verkregen. Met de Psychogriatric Dependency Rating Scale is het functioneren en de mobiliteit van de proefpersonen bepaald. De Morse Fall Scale is gebruikt om het valrisico vast te stellen. Dit aan de hand van het aantal keer dat een bewoner in het afgelopen jaar (’s nachts) gevallen was. De cognitieve status is met de Mini Mental State Examination gemeten. Tenslotte zijn gedragssymptomen in kaart gebracht met behulp van de Nursing Home Behaviour Problem Scale.
Verdere gegevens
Het aantal nachten dat er per proefpersoon werd geobserveerd lag tussen de 4 en 83 keer. Dit grote verschil ontstond doordat het nachtritme bij de ene bewoner snel duidelijk was en er bij andere bewoners meer informatie nodig was.
Observatie vond plaats aan het bed van de proefpersonen. Getrainde observatoren zijn in totaal 256 avonden langs geweest. Zij observeerden van ongeveer 10 uur ’s avonds tot 5 uur ’s ochtends. Daarbij werd een video-opname gemaakt. De observator was ook aanwezig om ernstige verwondingen te voorkomen. Het bed stond in de laagste positie en er lag een matje op de grond. Alle proefpersonen stapten rechts in en uit hun bed. Aan de linkerkant van het bed was het bedhek omhoog.
Elke nacht hield de observator een gedetailleerd dagboek bij. Het ging hierbij om tijd, het type alarm, of de bewoner sliep of wakker was, bewegen van de benen, veranderingen in lichaamspositie, andere lichaamsbewegingen en pogingen om uit bed te stappen. Als extra controle bekeken twee andere onderzoekers ook de video-opnames. Bij de videotapes werd met name gelet op pogingen uit bed te stappen, het aantal keer dat iemand uit bed wilde gaan en de juistheid van het alarm.
Bron
‘Bed-exit alarm effectiveness’
E. Capezuti, B.L. Brush, S. Lane, H.U. Rabinowitz and M. Secic.
Archives of gerontology and geriatrics, 2008.
Eindredactie: Naomi Aanstoot