Leven met dementie
Deze website is een archiefversie. Lees hier meer.

Combinatie van wandelen en krachtoefeningen werkt het best

Redactioneel - 06-01-2015

Dat bewegen bij dementie belangrijk is voor de lichamelijke conditie, het geheugen en het denkvermogen, dat was al bekend. Nieuw onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen wijst uit  dat een combinatie van wandelen en krachtoefeningen het beste werkt. 

Doorzetten is belangrijk, want als men stopt, dan verdwijnen de resultaten snel, zo laat het onderzoek zien.  

Bewegen maakt gezonder en zelfstandiger 

oudere dame aan de wandelDe passiviteit onder ouderen met dementie is enorm: uit eerder onderzoek bleek dat 90% nog niet eens eenmaal per jaar 20 minuten aaneengesloten beweegt. Voor het onderzoek werden twee beweegprogramma’s getest:

  1. 4x per week een half uur wandelen, en
  2. 2x per week een half uur wandelen en 2x per week een half uur beenspierkrachtoefeningen (op de tenen staan, het been opzij en naar achteren bewegen en zittend op een stoel de benen strekken en buigen etc.)

Terwijl beide programma’s tot verbetering leidden, gaf de combinatie van wandelen en krachttraining de beste resultaten. 

Met het combinatieprogramma verbeterde niet alleen het uithoudingsvermogen, de beenkracht en de balans van de deelnemers, ook traden er extra verbeteringen op in het geheugen, de herkenning van personen en concentratie. Hierdoor werden dagelijkse activiteiten, zoals een boterham smeren of de jas aantrekken, gemakkelijker.

Structureel maken

Negen weken na het stoppen met de beweegprogramma’s bleken de positieve effecten echter grotendeels verdwenen. “Een dergelijk beweegprogramma zou daarom structureel onderdeel moeten uitmaken van de dagelijkse zorg van ouderen met dementie”, zegt de onderzoeker Willem Bossers. De verpleeghuizen waar het onderzoek werd uitgevoerd (ZiNN, Dignis-Lentis en Zorggroep Groningen) zijn aan het nadenken hoe ze dat voor elkaar kunnen krijgen. 

Over het onderzoek

Het onderzoek werd uitgevoerd onder 109 75-plussers met dementie in verpleeghuizen; 1/3 van hen deed het wandelprogramma, 1/3 het combinatieprogramma en 1/3 kreeg wel evenveel extra aandacht, maar geen extra beweging (de controle groep). De prestaties van alle drie de groepen werden vóór en na de proef van 9 weken gemeten. De uitkomst:

  1. De twee groepen met een beweegprogramma waren beiden na de proef beter gaan presteren op de zogenaamde ‘executieve functies’ (‘regelfuncties’ zoals werkgeheugen, inhibitie, aandacht). De groep met het combinatieprogramma het meest. 
  2. De groep die het combinatieprogramma had gevolgd, presteerde daarnaast ook lichamelijk beter (uithoudingsvermogen, beenkracht, balans). De groep die alleen had gewandeld, hadden deze  lichamelijke verbeteringen niet.

De verschillen tussen de groepen na de training werden geanalyseerd met een zogenaamde covariantie-analyse. Dit betekent dat de test scores na de proef zijn geanalyseerd, waarbij een correctie van het begin niveau van de deelnemers wordt meegenomen. Doormiddel van het berekenen van een zogenaamd Cohen’s d effect werd de effectgrootte per interventie bepaald. Het onderzoek is enkel-blind uitgevoerd. De testafnemer wist niet in welke groep iemand zat. Logischerwijs wist de trainer dat wel.

Vervolgonderzoek 

Het onderzoek werd gedaan door bewegingswetenschapper Willen Bossers. Hij deed zijn onderzoek bij de afdeling Bewegingswetenschappen en het onderzoekinstituut SHARE van het Universitair Medisch Centrum Groningen met ondersteuning van Fonds NutsOhra. Hij werkt nu als postdoc in het UMCG aan een vervolgonderzoek getiteld ‘Laat het brein niet indutten; beweeg slim en verminder de kans op dementie’, dat deel uitmaakt van het Deltaplan Dementie.

Meer lezen:

Toon alle gerelateerde artikelen