Bewegen op muziek verbetert de cognitie
Door Mechteld van Kooi - Redactioneel - 25-08-2008
Dementie gaat gepaard met een geleidelijke achteruitgang van cognitieve functies, emotionele controle en sociaal gedrag. In België is het effect van muzikale dansoefeningen op het gedrag en de cognitie onderzocht. Het lijkt erop dat dansen de cognitie verbetert, maar niet van invloed is op het gedrag.
Wat was het doel van dit onderzoek?
Wat is het effect van dagelijkse, muzikale dansoefeningen op de cognitie en het gedrag van vrouwen met dementie? De onderzoekers verwachtten dat de muziek zorgt voor een prikkelrijke omgeving en dat dit, gecombineerd met dansbewegingen, de patiënt motiveert om actiever en waakzamer te zijn.
Resultaten
Cognitie
Uit dit onderzoek blijkt dat de cognitie van vrouwen met dementie verbeterde door dagelijkse dansoefeningen op muziek, vergeleken met een dagelijkse gespreksgroep. Bovendien waren de vrouwen in de muzikale bewegingsgroep beter in het opnoemen van woorden die tot een bepaalde semantische categorie behoren (bijvoorbeeld ‘dieren’) dan de vrouwen in de gespreksgroep.
Gedrag
Het gedrag van de vrouwen met dementie veranderde niet gedurende de drie maanden. Dit gold zowel voor de vrouwen in de muzikale bewegingsgroep als voor de vrouwen in de gespreksgroep.
Conclusie
Kortom, deze studie toont aan dat bewegen op muziek een effectieve manier kan zijn om cognitieve functies te verbeteren bij patiënten met matig tot ernstige dementie. Hoewel de onderliggende mechanismen van dit effect onduidelijk zijn, concluderen de onderzoekers dat bewegen op muziek een nuttige manier kan zijn om de geleidelijke achteruitgang, kenmerkend voor dementie, te vertragen. De muzikale bewegingstherapie kan met minimale training door het personeel goed worden uitgevoerd. Dure oefenapparatuur is niet nodig. Onderzoek met meer deelnemers is nodig om de interventies uit te breiden en de effecten te evalueren.
Details van het onderzoek
Wie deden mee?
Aan dit onderzoek deden 25 ouderen met dementie uit één psychiatrisch ziekenhuis in België mee. Patiënten werden van deelname uitgesloten wanneer ze apathisch waren en/of niet in staat om dertig minuten te blijven zitten. Patiënten mochten bovendien alleen meedoen aan het onderzoek als:
- de dementie voldoende ernstig was;
- ze konden reageren op verbale of visuele aanwijzingen;
- ze in staat waren de bewegingen van de therapeut na te doen;
- ze de muziek konden horen.
Hoe werden ze geselecteerd?
Met behulp van de kop-of-munt methode werden willekeurig vijftien patiënten aan de muzikale bewegingsgroep toegewezen en tien patiënten aan de controlegroep.
Wat gingen ze doen?
De patiënten in de muzikale bewegingsgroep kregen dagelijks een groepssessie (dertig minuten per sessie) met muzikale dansoefeningen (gedurende drie maanden). De patiënten zaten in een cirkel om de fysiotherapeut heen. De fysiotherapeut gaf eenvoudige verbale instructies gecombineerd met een visuele demonstratie. Op deze manier konden de patiënten de bewegingen nadoen. Om de interesse en deelname te bevorderen werd muziek gekozen die past bij de leeftijd van de deelnemers. De oefeningen waren gericht op het versterken van het onder- en bovenlichaam. Bovendien waren de oefeningen bedoeld om balans, rompbewegingen en flexibiliteit te verbeteren.
Wat deed de controlegroep?
De patiënten in de controlegroep kregen dagelijks een een-op-een gesprekssessie (dertig minuten per sessie, gedurende drie maanden). Tijdens deze sessies werd geen muziek gedraaid. Ook werden er geen oefeningen gedaan. Beide groepen werden geleid door dezelfde fysiotherapeut.
Hoe hebben de onderzoekers getest?
Van alle patiënten werden de cognitieve functies en het gedrag aan het begin van het onderzoek, halverwege het onderzoek (na zes weken) en aan het eind van het onderzoek (na drie maanden) beoordeeld. De cognitieve functies werden beoordeeld door de fysiotherapeut die ook beide groepen leidde. Het gedrag werd beoordeeld door verpleegkundigen die niet wisten of de patiënt in de muzikale bewegingsgroep of in de controlegroep zat. Eén patiënt was vanwege een gebroken heup in het ziekenhuis opgenomen en kon daardoor niet meewerken tijdens de laatste cognitieve test.
Wat was de testscore?
Aan het begin van de studie scoorden de vrouwen in de experimentele groep 12.87 op de MMSE, halverwege 14.40 en aan het eind 15.53. Dit zijn significante verbeteringen. Voor de controlegroep zijn de scores respectievelijk 10.80, 11.50 en 11.00. Deze scores verschillen niet significant van elkaar.
Kent dit onderzoek beperkingen?
De beperkingen van dit onderzoek zijn:
- het kleine aantal (vrouwelijke) deelnemers;
- het achterwege laten van een evaluatie van het lange termijn effect van de cognitieve verbetering;
- de niet ideale evaluatieprocedures (wat de onderzoekers hiermee bedoelen, wordt niet toegelicht).
Bron
Cognitive and behavioural effects of music-based exercises in patients with dementia. België, A. van de Winckel, H. Feys, W. de Weerdt & R. Dom, 2004