Leven met dementie
Deze website is een archiefversie. Lees hier meer.

'Ik ben iets waard' Duits huis met een ziel

Door Stella Braam / Foto's copyright Cees Hilhors - Redactioneel - 02-12-2008

Onlangs bracht IDé een fotoreportage over de klankentuin van de Otto-und-Anna-Herold –Stiftung in het Duitse Karlstadt, één van de beste verpleeghuizen bij onze Oosterburen. Op veler verzoek nu een korte reportage over de filosofie van dit huis. ‘Een ieder drage de last van een ander…wij helpen dragen.’

Rudi Gosdschan loopt door zijn verpleeghuis. Hij lijkt wel een magneet. Van alle kanten komen de bewoners op hem af, als door een onzichtbare kracht gedreven. Rudi kent ze allemaal, de meeste ook bij naam. ‘Hallo’, roept hij, ‘hoe gaat het met u?’ Hij spreekt luid, zodat ieder hem kan horen. Hij legt zijn hand op schouders, op armen, raakt de mensen vaak aan. En ze mogen hem, dat zie je.
De sfeer is levendig en vrolijk. Een man met wit haar en rood hoofd, zit koffie te drinken en zegt: ‘Zo goed ben ik in mijn hele leven nog nooit verzorgd.’

Mensenvriend

‘Gosdschan slaat weer eens op hol.’ Dat zeggen de mensen in Karlstadt, maar ze bedoelen het niet gemeen. Het is eerder een erkenning en verbazing over wat de 52-jarige Rudi Gosdschan in hun kleine gemeente heeft bereikt. Dat hij steeds dingen wil waarvan iedereen denkt dat het onmogelijk is.
Rudi Gosdschan houdt van spreuken. Een daarvan hangt groot aan de muur achter zijn eiken schrijftafel: ‘Een ieder drage de last van een ander.’ En daaronder staat: ‘Wij helpen dragen.’
De andere muur is bedekt met foto’s van al zijn medewerkers, met hun naam eronder. ‘Want de medewerkers zijn de ziel en kapitaal van dit huis.’ Hij is al vijftien jaar directeur van de Otto-und-Anna-Herold-Stiftung. Rudi is een mensenvriend en de ziel van dit huis.

Thuishaven

In de Herold-stichting wonen geen afgeschreven mensen. Hier kunnen de bewoners hun eigen meubels meenemen, samen met andere persoonlijke herinneringen. Hier wordt alles gedaan om van het tehuis een thuishaven te maken.
Vanuit brede, mooi opgemaakte hallen, openbaren zich de huiskamers. Met zithoeken en banken, daartussen kleine nissen om te zitten en uit te rusten, of om even alleen te zijn. En overal staan oude meubels, uit grootmoeders tijd: een oude naaimachine, een linnenkast, een aanrecht en een strijktafel met een dikke wollen deken. ‘De mensen moeten zich hier thuis voelen,’ zegt Rudi.

Detail

Over elk detail is nagedacht. Van steeds wisselende vloerbedekking, zodat de bewoners altijd voelen waar ze zijn, de afbeeldingen aan de wand, met vriendelijke kleuren en gedroogde bloemenkransen, tot aan de terrassen met wijd uitzicht over de bergen en omgeving. Er is ook een kapel, voor de gelovigen. Voor wie niet goed meer kan lopen, is er altijd een televisie op zijn kamer. En er is een grote tuin aangelegd, waar ieder vrij in en uit kan lopen.

Timmerwerkplaats

Een grondbeginsel van Rudi’s filosofie is: ‘Ik ben iets waard’. En dat moeten de bewoners zo vaak mogelijk ervaren. Mensen moeten bezig blijven, zich nuttig blijven voelen. ‘Een taakje krijgen,’ zo noemt Rudi het. Daarom heeft hij keukens laten aanleggen. Omdat er veel vrouwen in het huis wonen, die in het verleden veel in de keuken en het huishouden gedaan hebben, kunnen zij dat ook in het verpleeghuis blijven doen. Ze kunnen bakken en koken. Op die manier merken de bewoners, denkt Rudi, dat ze niet afgeschreven zijn. ‘Maar het moeten wel betekenisvolle bezigheden zijn.’ Voor de mannen is er een werkplaats, waar getimmerd en geknutseld kan worden.

Vakantie

Nog een grondbeginsel van Rudi is: ‘Het is niet belangrijk hoe lang je leeft, maar hoe je leeft.’
Er wordt hier van alles gedaan om leven in het leven van de bewoners te brengen. Er worden allerlei soorten activiteiten aangeboden, zelfs in internetcafés. Er zijn ook uitstapjes met paard en wagen of met de stoomboot op de Main. En natuurlijk gaan de bewoners op vakantie, elk jaar, zeven dagen lang.

Waterbed

Alle moeite is terug te zien in de snoezelruimte, met in het midden een waterbed. Wie daarop gaat liggen, kan een wonder van ontspanning ervaren. Er kwam eens een vrouw in het huis, die zo krom liep, dat men bang was dat ze om zou vallen. ‘Na een half uur op het waterbed, kwam ze bijna rechtopstaand weer uit de snoezelruimte,’ zegt Rudi. Het raakte hem zo, dat hij twee apparaten heeft laten ontwikkelen, die ongeveer dezelfde effecten hebben als die van snoezelen, maar dan op de bedden van patiënten, die niet meer zo makkelijk uit bed kunnen komen. Zo heeft hij ook een ‘mobiele kookstudio’ ontwikkeld. Waardoor bij de bedlegerige patiënten aan bed bijvoorbeeld wafels gebakken kunnen worden.

Vriendengroep

Kost dit huis meer dan andere verpleeghuizen in Duitsland? Nee, zegt Rudi. ‘Met het geld dat we hebben, is het goed te financieren, zolang je maar niet verwacht winst te maken en zolang het geld niet besteed wordt aan andere projecten buiten het huis.’
Natuurlijk, voor de extra’s, de bijzonderheden, heb je iets meer nodig: goed contact met potentiële sponsors, een daadkrachtige ‘vriendengroep’ en een aantal mensen dat zich voor het idee, voor een beter huis inzet. ‘Het gaat ten diepste om passie voor je mensen,’ zegt Rudi.

Luier

Bij Rudi gaat praktijkervaring zo ver, dat hij voor één keer weten wou, hoe het voelt, om gedwongen een luier te moeten dragen. En dus heeft hij er zelf één omgedaan. Het moet geen leuk gevoel zijn geweest. Maar nu weet hij echt waar hij het over heeft.

Bron

Dit artikel is een bewerking van ‘Ausnahmezustand’, een hoofdstuk uit het boek ‘Wohin mit Vater? Ein Sohn verzweifelt am Pflegesystem’, Anonymus, uitgeverij Fischerverlage. Aangevuld met een interview met Rudi Gosdschan door Stella Braam. Met medewerking van Rinske Bosma en Rosemarie Still.

Toon alle gerelateerde artikelen