Column - Cyrille Offermans
Ervaringen en meningen - 03-08-2009
Onrechtvaardig jong, onrechtvaardig oud
Geschreven door: Cyrille Offermans
Vandaag is mijn moeder jarig, ze is zevenennegentig geworden. Ik zit aan het hoofdeinde van haar bed. Mijn jongste zus zit aan de andere kant, we praten over koetjes en kalfjes. Mijn moeder, die sinds een half jaar deze schemerige kamer niet meer heeft verlaten, hoort ons misschien wel, maar ze reageert niet.
Vroeger beschouwde ze elk geluid, hoe ver weg en toevallig dan ook, als een boodschap aan haar adres, nu is het ontvangstbereik van haar gehoor ingekrompen tot minder dan een meter. Goed mogelijk dat ze onze gedempte stemmen nog wel opvangt, maar betekenisloos, als de windvlagen - hoop ik - die op een lome zomerdag een geruststellend bed van ruisende en golvende geluiden vormen voor onze dromerige halfslaap.
Twee jaar geleden hebben we haar verjaardag voor het laatst gevierd. We hadden haar feestelijk uitgedost in haar chicste kleren, en natuurlijk was er slagroom- en mokkataart in overvloed. Maar niets daarvan drong nog tot haar door. Toen we haar toezongen bleef ze strak voor zich uitkijken. Voor een stukje taart dat ik haar wilde geven wendde ze haar hoofd af, bruusk en met een vies gezicht, waardoor er een klodder slagroom op haar kin belandde die ze meteen daarna over haar hele gezicht uitstreek.
Nog maar een paar jaar daarvoor had ze ons regelmatig laten weten honderd te willen worden, ze bad er Onze Lieve Heer elke dag om. Nu wilde ze van geen verjaardag, geen feest en geen ouder worden meer weten. Ze ligt als een mummie in bed. Het laatste halve jaar is ze schrikbarend vermagerd. Zonder bril en gebit oogt haar ingevallen gelaat bijna doorzichtig.
Een doodenkele keer, als ik haar ter verwelkoming of bij het afscheid op een wang kus, bewegen haar strak op niets gerichte ogen even in mijn richting, als een flauwe schrikreactie op het lijfelijke contact waarvan ik vrees - maar soms ook hoop - dat het voor haar op geen enkele manier meer verbonden is met mij, haar zoon, die haar begroet, als een minimale onderbreking van de eeuwigheid die al begonnen lijkt.
Bij aankomst fluister ik altijd, tegen beter weten in, de namen van haar zes kinderen in haar oor, van wie ik haar zogenaamd moet groeten. Voor ik wegga som ik die namen nog eens op, ditmaal met de belofte hen namens haar te groeten. Daarbij noem ik ook altijd de naam van mijn oudste zus, die ruim twee jaar geleden is overleden zonder dat mijn moeder daarvan nog iets heeft beseft.
Het boek dat ik over de ziektegeschiedenis van mijn moeder heb geschreven, heeft mijn zus nog net kunnen lezen - ze was er trots op dat het aan mijn vijf broers en zussen, dus ook aan haar, was opgedragen. In de tweede druk, een paar maanden later, staat er in de opdracht een kruisje achter haar naam. Nu hoeven we aan het bed van mijn moeder niet meer in geheimtaal te spreken.
Samen met mijn jongste zus zing ik, als we zijn uitgepraat, liedjes uit onze kindertijd. Het zijn dezelfde liedjes die ik, op bezoek bij mijn zoon, voor ons eerste kleinkind zing. Maar het kleinkind, vijf maanden oud, reageert enthousiast, zou willen meezingen maar kan het nog niet. Tot mijn moeder lijkt niets ervan nog door te dringen. Alleen op direct fysiek contact reageert ze nog, zoals laatst, toen een verpleegster het nodig vond haar een griepspuit te geven, en haar gezicht even in een pijnlijke grimas vertrok.
Meestal neem ik voorzichtig een van haar fragiele handen in een hand; als die onder de dekens schuil gaan leg ik een hand op haar schouder. Iets van mijn lichaamswarmte moet ze dan wel voelen. En al kan ze die niet meer duiden als teken van genegenheid of liefde, de warmte als zodanig zal ze vermoedelijk toch als aangenaam ervaren. De uren aan haar bed verlopen traag en uiterst monotoon. De radeloosheid van wat ik nu maar de overgangsjaren van haar ziekte noem, de jaren waarin de dementie zich in alle ondermijnende kracht deed gelden, heeft plaats gemaakt voor berusting. Sommige levens duren onrechtvaardig kort, dat van mijn moeder onrechtvaardig lang.
Cyrille Offermans schreef het boek: ‘Waarom ik moet liegen tegen mijn demente moeder'